Wij gebruiken cookies op deze site om uw gebruikerservaring te verbeteren. Door op een link op deze pagina te klikken, geeft u ons toestemming om cookies te plaatsen.
Alleen functionele cookies Cookies accepteren

“Na tien dagen op kamp droomde ik al in de Franse taal”

“Na tien dagen op kamp droomde ik al in de Franse taal”

“De studierichting Moderne Talen is echt mijn ding”, zegt Isaline (16 jaar) enthousiast. Toen ze tien jaar was, volgde ze haar eerste Roelandkamp. Ondertussen ging ze al vier keer mee. “Ik vind het leuk om de Franse taal te leren. De Roelandkampen hebben zeker bijgedragen aan mijn liefde voor taal.”

“Mijn punten op school voor het vak Frans zijn altijd goed geweest. Ik denk dat dat komt omdat ik tijdens het kamp Junior Frans (9 - 12 jaar) al met de taal in contact kwam. Op school kreeg ik pas in de laatste jaren van de lagere graad Franse lessen. Door de mini-kampjes had ik dus een voorsprong.”

Hoe is de evolutie van de taalkampen voor jou verlopen?

Isaline: “De vrijwilligers van Frans Mini (7 - 9 jaar) en Frans Junior (9 - 12 jaar) spreken af en toe nog eens Nederlands, bijvoorbeeld om het groot spel uit te leggen. Ik leerde de kleuren, de cijfers ... Eens ik 12 was en ik naar de kampen in Bure ging, spraken de moni’s enkel de vreemde taal. Als ik dus iets wou vragen of iets wou uitleggen dan moest ik dat ook in het Frans doen. In het begin ging dat wat stroef, maar het is de beste manier om een taal te leren.”

Wat is voor jou het verschil tussen Frans leren op school en Frans leren op een Roelandkamp?

“Dat de moni’s enkel in het Frans praten. Ze doen wel hun uiterste best om traag, duidelijk en met veel gebaren te spreken. Franstaligen praten normaal gezien veel sneller. En uiteraard dat wij, als deelnemers, ook altijd de taal moeten gebruiken. Na tien dagen op kamp droomde ik al in het Frans. Zo gewoon was het voor mij geworden. De eerste dagen had ik soms nog de neiging om Nederlands te praten en moest ik er toch een beetje op letten om dat niet te doen. Maar daarna ging het vanzelf. Het is dan zelfs supervreemd om op de bus terug naar huis opnieuw je moedertaal te gebruiken.”

De afgelopen jaren ben je ook naar de Franse kampen in Bure geweest. Wat heb je daar allemaal gedaan?

“Alleen maar supertoffe activiteiten. In de voormiddag waren er taalateliers waar we op een speelse manier Frans leerden. Zo kregen we onder meer om de twee dagen een kruiswoordraadselboekje dat we mochten invullen. Toen we de verschillende beroepen zagen, moesten we die uitbeelden. De andere deelnemers moesten dan raden welk beroep het was. En nieuwe woorden leerden we bijvoorbeeld via ‘Galgje’. Al die spelletjes zorgen ervoor dat je echt veel Frans oppikt.”

“In de namiddag stonden er toffe activiteiten op de planning zoals zwemmen, een uitstap of kajakken. Vooral het stadsspel vind ik supertof, want dan voer je opdrachten uit terwijl je een stad ontdekt en je woordenschat uitbreidt. Zoals het Franse woord ‘drapeau’. Ik wist eerst niet wat dat betekende, maar als ik het nu hoor, dan denk ik meteen terug aan het vlaggenspel op kamp. Of de namen van groenten en fruit die ik tijdens een spel gevraagd heb in een lokale winkel. Ik zal die voor altijd onthouden.”

Durf je nu ook meer in het Frans te praten?

“Jazeker. Het is niet zo dat ik het al heel vloeiend spreek, maar het gaat me wel gemakkelijk af. Ook tijdens de Franse les op school probeer ik om zoveel mogelijk de taal te praten. Ik doe dat omdat ik vind dat het de beste manier is om een taal te leren beheersen.”