Het motto van Roeland is ‘creatief talen leren’. Maar wat houdt dat nu in? En hoe zetten de (taal)animatoren dat om in de praktijk? We vragen het aan Pauline De Baets, adjunct-algemeen-coördinator, en Tom Vandevelde, coördinator didactiek. Samen zetten zij de didactische krijtlijnen van Roeland uit.
Immersie: doelgerichte communicatie in de vreemde taal
Wie aan Roeland denkt, denkt aan immersie. Vanwaar die aanpak?
Pauline: “Al meer dan 52 jaar lang bewijst onze immersiemethode keer op keer haar nut. Dankzij de volledige onderdompeling in de vreemde taal zijn de deelnemers tot 20x meer bezig met de taal dan in een klassieke lesweek! Het is die voortdurende oefening die resulteert in grote stappen voorwaarts.”
Tom: “Die oefening koppelen we bovendien aan zeer concrete situaties, zodat de deelnemers hun nieuwe kennis meteen kunnen inzetten. Een taalatelier over groenten en fruit wordt bijvoorbeeld gevolgd door een bezoekje aan de winkel, waarbij de deelnemers zelf de ingrediënten voor het avondeten helpen aankopen.”
Pauline: “Of ze leren ‘s morgens de woordenschat die ze ‘s middags zullen nodig hebben om het groot spel te winnen. Motivatie gegarandeerd!”
Kan zo’n aanpak dan niet intimiderend zijn?
Pauline: “We doen er alles aan om de spreekdrempel zo laag mogelijk te leggen. Zo voorzien we een logisch traject van instapkampen tot “belevingskampen”. Op Juniorkamp (9-12 jaar) en op sommige Teenskampen (12 – 14 jaar) mogen de jongeren onderling nog hun eigen taal spreken. Alle andere kampen voor deelnemers boven de 12 jaar volgen onze immersie-aanpak.”
Tom: “Heel vaak zijn de animatoren moedertaalsprekers, dus kunnen de jongeren eigenlijk niet anders dan proberen. En dat is de bedoeling: fouten maken mag, als je maar probeert! De animatoren spreken alleen de doeltaal en helpen de jongeren met handen en voeten om de juiste woorden te vinden. Na een kamp denken en dromen de jongeren vaak in het Frans of Engels, dat is voor ons het grootste succes.”
Pauline: “Naarmate de leeftijd en het taalniveau stijgt, evolueert de focus van specifieke taalateliers naar grotere, overkoepelende projecten. De 15-plussers in Lézinnes koken, leven en discussiëren samen in een gezellige gîte, de 16-plussers van Langley On Stage werken aan een prachtig toneelstuk dat ze daarna opvoeren en de 14-plussers trekken het water op bij Osmington Bay.”
Spelenderwijs leren
Tom: “En dan hebben we de grootste troef nog niet vermeld: onze speelse aanpak. De deelnemers spelen met de taal, maar achter die spelletjes zit een doordachte, wetenschappelijk onderbouwde aanpak. Woordenschat aanleren kan immers net zo goed door in teams woordenschatspelletjes als Time’s Up! te spelen. Dat competitieve aspect verhoogt de motivatie en reken maar dat ze op het eind van het kamp heel wat woorden hebben bijgeleerd. We ontwerpen escape rooms waarin ze spelling en grammatica nodig hebben om te ontsnappen, de jongeren gaan actief aan de slag met chansons engagées, ze lossen met de groep een Cluedo op door allerlei talige opdrachten uit te voeren ...”
Pauline: “…en verhalen vertellen we niet gewoon, we verwerken ze in toneelstukjes waarvoor de deelnemers zelf teksten, decors en kostuums bedenken.”
Jullie leggen de lat hoog. Hoe gaan de animatoren om met die verwachtingen?
Tom: “Geloof het of niet, zij zijn mee vragende partij! Veel van de animatoren zijn leerkrachten en studenten uit talenrichtingen. Meerdere keren per jaar organiseren we vormingen en workshops waarbij onze animatoren leren om allerhande leerdoelen op een motiverende, speelse manier in te kleden. Zo doen zij voortdurend nieuwe inspiratie op voor op kamp en in hun eigen lespraktijk.”
Op maat van de deelnemer
Pauline: “Bovendien kiezen we bewust voor een hoog aantal animatoren per deelnemer. Per vijf deelnemers is er één animator mee op kamp. Daarin is Roeland echt uniek! De animatoren begeven zich tussen de deelnemers en knopen constant gesprekken aan. Zo bouwen ze niet alleen een fijne vertrouwensband op met de jongeren, maar zorgen ze ook dat er voortdurend mogelijkheden zijn om de vreemde taal te oefenen.” Tom: “Doordat de animatoren de jongeren zo goed kennen, heerst er een ontspannen sfeer op kamp en neemt de spreekdurf van de deelnemers enorm toe. Taalateliers vinden plaats in kleine groepjes volgens taalniveau waardoor de taalanimatoren heel gericht werken op maat van de deelnemer. De animatoren spelen in op de voorkennis, interesses en talenten van de jongeren. Zo zijn er kampen waar de jongeren elk om beurt inspraak krijgen over de invulling van een deel van de volgende dag. Geweldig toch?”